De mammoet van Heukelum
In Heukelum ging al geruime tijd een verhaal rond over de vondst van een mammoet schedel. Er is echter weinig concrete informatie over deze vondst beschikbaar, waardoor het verhaal enigszins mysterieus blijft. Om meer te weten te komen over deze bijzondere vondst, ben ik me gaan verdiepen in de geschiedenis van de Heukelumse Mammoet.
1820 dijkdoorbraak
In 1820 is bij een dijkdoorbraak langs de rivier de Linge bij Heukelum een vrijwel complete boven schedel van een uitgestorven olifant tevoorschijn gekomen.
Museumdirecteur Martinus van Marum van het Teylers Museum probeerde de schedel te kopen, maar de eigenaar wilde hem eerst op de kermis tonen voor het ‘gewone’ publiek. Vier jaar later kwam de schedel weer op de markt, maar toen was het Teylers Museum niet meer geïnteresseerd. De directeuren van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem wel. Die wilden de kop wel hebben voor hun Naturaliënkabinet. Alleen de Academie van Sint-Petersburg had toen een dergelijke schedel in de collectie. Voor 2.755 gulden werden zij eigenaar van de schedel. Na sluiting van het Haarlemse kabinet in 1866 bleef de schedel nog lange tijd in het pand aan Spaarne 17 staan. Bij de grote uitbreiding van Teylers in 1885 werd de schedel aan het museum, aan de overkant van het Spaarne, overgedragen.
Mammuthus primigenius
De mammoet had ondertussen de naam Mammuthus primigenius gekregen. De ouderdom van
het exemplaar wordt op 30.000 jaar geschat, terwijl dit mannetje zelf ongeveer 43 jaar is
geworden. De mammoet was het eerste zoogdier waarvan de beroemde vergelijkend anatoom
Georges Cuvier uit Parijs durfde te zeggen dat het uitgestorven was.